Het laatste woord over de laatste wilden

27-02-2013 10:00

Hoe leefde de oermens? In landelijke rust of altijd in permanent gevecht? Die vraag heeft de Amerikaanse antropologie voorgoed gespleten. Het lijkt gezeur: hij erin, ik eruit! De Amerikaanse Academie van Wetenschappen heeft besloten om de antropoloog Napoleon Chagnon toe te laten, en prompt besluit een andere antropoloog, Marshall Sahlins, om die selecte club te verlaten. Maar dit is geen simpele ruzie. Hierachter gaat een al heel lang slepend, in wezen onoplosbaar conflict schuil. Een fundamenteel probleem dat de hele antropologie raakt. Met als inzet de oermens.

Het laatste primitieve volk

Chagnon is een unieke antropoloog. Tientallen jaren lang verbleef hij te midden van de Yanomamoo, een ‘primitief’ volk dat leeft in het grensgebied van Brazilië en Venezuela. Toen hij daarmee begon, een halve eeuw geleden, hadden de Yanomaamoo niet of nauwelijks contact gehad met de westerse beschaving. (Er waren christelijke missieposten in de buurt, maar de missionarissen trokken het binnenland niet in.) Chagnons leefde jarenlang temidden van dit volk, en zijn onderzoek geldt als een van de meest uitgebreide ooit, onder een van de meest afgezonderde samenlevingen op aarde. Een dergelijk onderzoek is anno 2013 nergens meer uit te voeren. Hij greep, zogezegd, de laatste kans om een menselijke samenleving te observeren ’dicht bij de natuur’. Niemand kan hem dat nog nadoen – en daarmee zijn conclusies onderbouwd ter discussie stellen.

Het probleem is dat Chagnon duidelijk weinig sympathie heeft voor de Yanomaamoo. Zijn grootste grief is dat ze zo agressief zouden zijn. Ze vliegen elkaar voortdurend in de haren, en dat vrijwel uitsluitend vanwege vrouwen. Voortplanting, daar draait het om bij de Yanomaamoo, concludeert Chagnon, die met een harde sociobiologische verklaring voor de agressie komt. Chagnon zegt dat hij heeft aangetoond dat mannen die succesvolle krijgers zijn, meer kinderen krijgen dan anderen. Zo blijven ‘agressieve genen’ de overhand houden binnen de Yanomaamoo-genenpool.

Twee kampen

Chagnons beweringen sloegen in als een bom. Hij is er van overtuigd dat de Yanomaamoo ons een beeld geven van het leven 100.000 jaar geleden, en schildert onze verre voorouders daarmee af als agressieve woestelingen die alleen maar aan seks denken. Dat was voor menige collega onacceptabel. De bekendste aanval op diens denkbeelden (en onderzoeksmethoden) kwam van Patrick Tierney in het boek ‘Darkness in Eldorado’ (2000). De opschudding die daardoor ontstond, leidde tot een hoog oplopende ruzie binnen de American Anthropological Association. Sindsdien is de Amerikaanse antropologie zo goed als verdeeld in twee kampen. De recente publicatie van Chagnons memoires was daarbij alleen maar olie op het vuur.

Voor de ene recensent vormen die memoires het bewijs van zijn wetenschappelijke inzet en integriteit, dwars tegen alle kritiek in; voor de andere recensent het bewijs dat hij een onbetrouwbare, wraakzuchtige poseur is. Een eindoordeel is in wezen onmogelijk. De waarde van zijn argumenten en oordelen laat zich na al die jaren niet meer vaststellen. Hij was de unieke, de laatste, maar wie weet ook een zeer bevooroordeelde waarnemer van het laatste afgezonderde volk op aarde. Een volk dat inmiddels ook flink ‘verwesterd’ is en daarmee niet meer bruikbaar om Chagnons ideeën te testen. En de kloof die hij heeft veroorzaakt, wordt nu dus ook zichtbaar binnen de prestigieuze Academy of Sciences.

En zoals dat gaat bij een dergelijk conflict, raakt alles en iedereen in het vakgebied daarmee besmet. Kort na de (recente) publicatie van het nieuwste boek van Jared Diamond, De wereld tot gisteren (Uitgeverij Unieboek/Het Spectrum), waarschuwde Survival Nederland, de Nederlandse afdeling van Survival International, dat Diamond aan de kant van Chagnon zou staan. En dat was voor deze club een ware misdaad. Ik citeer van de website:
‘Survival International-directeur Stephen Corry doelt hiermee [met zijn waarschuwing, mh] op de twee belangrijkste stellingen van Diamond: dat hedendaagse inheemse volken nog steeds zouden leven op de manier waarop men in een ver verleden leefde, en dat inheemse samenlevingen een veel gewelddadiger karakter zouden hebben dan geïndustrialiseerde samenlevingen. Corry heeft grote twijfels over de betrouwbaarheid van Diamonds onderzoeksgegevens.’

Burgeroorlog binnen de antropologie

Het merkwaardige is dat Diamond, die uiteraard op de hoogte is van de affaire-Chagnon (en er wijselijk geen woord aan besteedt) al in zijn voorwoord duidelijk ontkent dat we kunnen stellen dat die volkeren leven zoals er tien- of honderdduizenden jaren geleden geleefd werd. En in het hoofdstuk over oorlogen maakt Diamond vrijwel geen gebruik van het controversiële werk van Chagnon. Hij herhaalt Chagnons claim nergens. Diamond maakt gebruik van vele schattingen over de primtieve oorlogen en de slachtoffers die daarbij vallen, en komt inderdaad tot de conclusie dat de komst van centraal gezag voor meer vrede zorgt. Maar menige informant erkent dat ook.

Niets aan de hand, zo moet de conclusie luiden. Diamond wil duidelijk niks te maken hebben met de burgeroorlog die binnen de antropologie woedt. Maar dat kan niet voorkomen dat anderen hem, en zijn boek, het strijdtoneel op willen sleuren. In een oorlog die waarschijnlijk, uiteindelijk, alleen maar verliezers zal tellen. En hoe de oermens leefde, of hij werkelijk zo verzot was op vruchtbare vrouwen, dat zullen we nooit weten.